Nadat Alberto Ascari in mei 1955 overleed bij een testongeluk op Monza, zocht Italië wanhopig naar een nieuwe superster in de autosport. Het oog viel daarbij op twee relatief jonge talenten: Eugenio Castellotti en Luigi Musso. Beide jongelingen kwamen uit welvarende families en konden – in een tijd dat coureurs weinig betaald kregen – racen omdat het hun passie was. Musso was de zoon van een diplomaat die in 1924 in Rome ter wereld kwam en vervolgens opgroeide aan de befaamde Via Veneto. Nadat hij een 2-liter Maserati A6GCS had gekocht, zette hij zijn eerste schreden in de Italiaanse autosport. Het leverde hem in 1954 een derde plek op in de Mille Miglia, terwijl hij tweede werd in de Targa Florio.
Zo nu en dan kwam Musso ook in actie voor het F1-team van Maserati. Hij won een niet voor het kampioenschap meetellende race in Pescara om vervolgens het seizoen af te sluiten met een knappe tweede plek in de Spaanse Grand Prix – achter Mike Hawthorne’s Ferrari, maar voor Juan Manuel Fangio in de Mercedes. In 1955 werd Musso volledig onderdeel van het team, om aan het einde van dat jaar over te stappen naar Ferrari. Zijn loopbaan bij de Scuderia ging op geweldige wijze van start tijdens de Argentijnse Grand Prix, die op 22 januari 1956 werd verreden. Musso moest zijn bolide tijdens de race afstaan aan teamgenoot Fangio, die zijn auto met pech zag stilvallen. Fangio kwam vervolgens als winnaar over de finish, waardoor hij de overwinning met Musso moest delen.
Musso voegde zich in 1956 bij Ferrari, maar miste het grootste deel van het jaar door blessureleed.
Foto door: Motorsport Images
In mei raakte Musso echter zwaar geblesseerd tijdens de 1000 kilometer van de Nürburgring, waardoor hij het gros van het seizoen moest laten schieten. Tijdens de Italiaanse GP stapte hij echter weer in om een kiezelhard gevecht om de leiding uit te vechten met teamgenoot Castellotti, die buiten het circuit een vriend was. Later kreeg hij opnieuw de vraag om de auto af te staan aan Fangio, wat hij ditmaal – als Italiaan met een kans om op Monza te winnen – weigerde. De zege ging echter ook aan hem voorbij, want met enkele ronden voor de boeg brak de stuurarm.
In maart 1957 sloeg echter het noodlot toe voor Castellotti, die bij een testongeluk in Modena overleed. Dat schokte Musso, die twee maanden eerder met zijn landgenoot én Masten Gregory de 1000 kilometer van Buenos Aires nog had gewonnen. Ineens was Musso de enige Italiaanse coureur in dienst van Ferrari, met de Britten Peter Collins en Hawthorne als teamgenoten. Door hun onderlinge vriendschap voelde Musso zich zelfs in het Italiaanse team een buitenbeentje. “Ik kon heel goed opschieten met Mike en Peter”, zei Phil Hill, destijds onderdeel van het sportscarsteam van Ferrari. “Maar ik vond de manier waarop ze Musso behandelden helemaal niets. Ze lieten geen kans liggen om hem te kleineren.”
Toch was Musso in 1957 duidelijk de beste Ferrari-coureur. De Italiaan werd tweede in Rouen en Aintree en won de niet voor het kampioenschap meetellende race in Reims. Grand Prix-zeges haalde hij niet, maar toch werd Musso achter Fangio en Stirling Moss derde in het kampioenschap. Ook buiten de baan was er veel om hem te doen. Zo verliet hij zijn vrouw en kinderen voor nieuwe vriendin Fiamma Breschi, terwijl hij ook dramatisch omging met zijn geld. Hij deed diverse slechte zakelijke investeringen en tegelijkertijd was hij ook een gokker. “Luigi kon een casino nooit weerstaan”, zei Fangio daar eens over.

Hij won geen Grands Prix, maar toch was Musso in 1957 de succesvolste Ferrari-coureur.
Foto door: Motorsport Images
Desondanks begon Musso sterk aan 1958 met een tweede plek in Argentinië. Daarna volgden zeges in de GP van Syracuse en – met Oliver Gendebien – in de Targa Florio. In Monaco werd hij tweede, om vervolgens een enorme crash in Spa te overleven. Daarna volgde de Race of Two Worlds, waarin Ferrari en Maserati het op de oval van Monza opnamen tegen de roadsters uit Indianapolis. De Amerikanen waren geschokt toen Musso met een gemiddelde snelheid van 280 kilometer per uur pole-position pakte.
“Het was rauwe moed zoals je zelden ziet”, zei Hill. “De banking van Monza was heel snel, maar ook heel hobbelig. Ik zag Musso testen en toen ik zag wat hij moest doorstaan, zei ik dat we een veiligheidsgordel moesten monteren. Het was geen kwestie van denken aan incidenten – het was het feit dat hij bijna uit de cockpit stuiterde! Dat was de eerste keer dat gordels werden gebruikt in Europa – simpelweg om ons in de auto te houden…” Op de dag van de race ging Musso aanvankelijk aan de leiding, totdat vermoeidheid de overhand nam. Hij gaf de auto over aan een ongeïnteresseerde Hawthorn en later aan Hill, die uiteindelijk als derde over de finish kwam.
Vervolgens reisde Musso af naar Reims voor de Franse Grand Prix. Deze race, die hij in 1957 won, keerde meer prijzengeld uit dan alle andere Europese races en een nieuwe zege zou hem op weg helpen om zijn gokschulden af te lossen. Zover kwam het niet: in zijn streven om Hawthorn bij te houden, ging Musso in de tiende ronde van de baan in de razendsnelle eerste bocht. Hij werd uit de koprollende Ferrari gekatapulteerd en liep daarbij zware hoofdblessures op, waardoor hij kort na aankomst in het ziekenhuis overleed. “Dat weekend was mijn eerste F1-race,” zei Hill, “en het werd uiteindelijk een trieste. Ik mocht Musso, die altijd vriendelijk tegen me was. Ik herinner hem als een goed uitziende gast met een droog gevoel voor humor. Hij had natuurlijke elegantie, maar ook een soort aangeboren verdriet. Ergens was ik niet verrast door de manier waarop het eindigde.”

Musso (rechts met Ferrari-ontwerper Carlo Chiti) overleed in 1958 in Reims.
Foto door: Motorsport Images
In dit artikel
GP Racing
Formule 1
Luigi Musso
Ferrari
Wees als eerste op de hoogte en schrijf je in voor e-mail updates met realtime nieuws over deze onderwerpen
Schrijf je in voor nieuwsupdates